Een vaak onderschat probleem is de zogenaamde schijnzelfstandigheid: het kan gebeuren dat iemand “op papier” zelfstandig is en zich ook zo gedraagt in het dagelijks leven. De jurisprudentie en de socialezekerheidsfondsen in Duitsland kunnen echter tot de conclusie komen dat er ondanks het zelfstandig ondernemerschap een arbeidsrelatie moet worden verondersteld. Hiervoor worden objectieve criteria gebruikt – en als de schijnzelfstandige dan in werkelijkheid als werknemer wordt geclassificeerd, heeft dit onaangename gevolgen: Er moeten achterstallige sociale premies worden betaald, die in Duitsland al snel in de zes cijfers kunnen lopen! Daarnaast dreigt strafrechtelijke aansprakelijkheid van de onvrijwillige werkgever en plotseling een maandelijkse betalingsverplichting als men niet op de juiste manier opzegt.
Wanneer is er sprake van schijnzelfstandigheid? Het Federale Sociale Hof (B 12 R 7/15 R) had de gelegenheid om zich uit te spreken over de criteria voor het aannemen van schijnzelfstandigheid. Dit is een voortdurend mijnenveld, vooral op het gebied van IT-recht en het wijdverspreide gebruik van freelancers. Destijds had de rechtbank geoordeeld dat het een zwaarwegende aanwijzing van zelfstandigheid is als de overeengekomen vergoeding aanzienlijk hoger is dan het loon van een vergelijkbare werknemer in loondienst die onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen en dus zelfvoorziening mogelijk maakt. Bij deze gelegenheid besprak de rechtbank ook opnieuw de criteria die moeten worden gehanteerd bij het onderzoek naar schijnzelfstandigheid.