Categorieën
Cybercrime Strafwetgeving

EU-Hof van Justitie: verbod op uitbuiting bij onvoldoende gelegenheid om zich te verdedigen

In de loop van de huidige beslissingen over gegevensbewaring heeft het Hof van Justitie van de EU (C-339/20 en C-397/20) zijn mening gegeven in een andere zaak over een bepaalde afhandeling in Frankrijk. Wat op het eerste gezicht een pure kwestie van gegevensbewaring lijkt, blijkt bij nader inzien een mogelijk baanbrekende beslissing te zijn voor het Duitse strafrechtsysteem.

Overzicht: Hof van Justitie EU ziet verbod op uitbuiting

De lijn die ik hier heb geschetst is niet nieuw; hij viel al op in “La Quadrature du Net” (HvJ EG; C-511/18, C-512/18 en C-520/18, aldaar r.o.  226 en 227) en werd vervolgens vrij algemeen geformuleerd in HvJ EG, C-746/18, als een – toen al behoorlijk veronachtzaamd – beginsel:

De noodzaak om informatie en bewijsmateriaal uit te sluiten die in strijd met het recht van de Unie zijn verkregen, moet met name worden beoordeeld in het licht van het risico dat de toelaatbaarheid van dergelijke informatie en dergelijk bewijsmateriaal meebrengt voor de handhaving van het beginsel van hoor en wederhoor en dus voor het recht op een eerlijk proces.

Als een rechtbank concludeert dat een partij niet in staat is om correct commentaar te leveren op bewijs dat afkomstig is van een gebied waarin de rechtbank niet deskundig is en dat de beoordeling van de feiten aanzienlijk kan beïnvloeden, moet zij een schending van het recht op een eerlijk proces vaststellen en dat bewijs uitsluiten om een dergelijke schending te voorkomen.

EUGH, C‑746/18

Dit beginsel wordt in het huidige besluit nog eens concreet benadrukt:

Het doeltreffendheidsbeginsel vereist dat een nationale strafrechter in het kader van een strafprocedure tegen personen die ervan worden verdacht strafbare feiten te hebben gepleegd, informatie en bewijs uitsluit die zijn verkregen door algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens die onverenigbaar is met het EU-recht of door toegang van de bevoegde autoriteit tot de betrokken gegevens in strijd met het EU-recht, deze personen uit te sluiten indien zij niet in staat zijn zich naar behoren uit te spreken over de informatie en het bewijsmateriaal, dat afkomstig is van een gebied waarop het gerecht niet deskundig is en dat de beoordeling van de feiten aanzienlijk kan beïnvloeden

EUGH, C-339/20 und C-397/20

Duitse evenwichtsdoctrine op de proef gesteld

De in Duitsland gehanteerde wegingsdoctrine (er is geen algemeen verbod op uitbuiting, maar de ernst van de overtreding bij het verzamelen van bewijsmateriaal en het belang van het delict moeten tegen elkaar worden afgewogen!) – in combinatie met de in ons land gepraktiseerde vorm van vrije rechterlijke beoordeling van bewijsmateriaal, die bijvoorbeeld in Encrochat-procedures leidde tot het ongecontroleerd op verzoek overdragen van “bewijsmateriaal” uit het buitenland – is hiermee naar onze mening moeilijk te rijmen. Ook al verbiedt het Hof van Justitie van de EU in de regel niet noodzakelijk het gebruik van bewijsmateriaal:

Deze doelstelling [voorkoming van ongerechtvaardigd nadeel] kan echter in het nationale recht niet alleen worden bereikt door het gebruik van dergelijke informatie en dergelijk bewijs te verbieden, maar ook door nationale regels en praktijken voor de beoordeling en weging van de informatie en het bewijs of door rekening te houden met de onrechtmatigheid ervan in het kader van de strafoplegging (arrest van 6  oktober 2020, La Quadrature du Net e.a., C-511/18, C-512/18 en C-520/18, EU:C:2020:791, punt  225).

EUGH, C‑746/18

In flagrante gevallen gaat het Hof van Justitie van de EU echter in twee stappen te werk als de hier kort geciteerde beslissingen in een totaaloverzicht worden geplaatst: Ten eerste moet worden onderzocht of een manier om bewijs te verzamelen al onrechtmatig is volgens de EU-wetgeving; in dit geval ging het om het bewaren van gegevens.

Als bewijsmateriaal is verkregen in strijd met de EU-wetgeving, stelt het Hof van Justitie van de EU expliciet dat er een absoluut verbod op uitbuiting is als de partij bij de procedure

(…) zich niet in een positie bevindt om naar behoren commentaar te leveren op [dit] bewijs, dat afkomstig is van een gebied waarop de rechtbank niet deskundig is en dat de beoordeling van de feiten aanzienlijk kan beïnvloeden

Het is moeilijk om bij deze formulering niet aan Encrochat of Sky-ECC te denken. En het risico bestaat dat de resultaten van het onderzoek, die door het Bundesgerichtshof en het Oberlandesgericht zeer zorgvuldig werden afgewimpeld, op Europees niveau uiterst kritisch worden bekeken. Overigens is het hier inmiddels in diverse uitspraken van het Hof van Justitie geformuleerde principe – soms abstract, soms concreet – dat het kritisch moet zijn als een rechter bewijs uit eigen sfeer niet kan beoordelen en de partij (de gedaagde) zich daar niet over kan uitlaten, net zo vanzelfsprekend als een openlijke oorlogsverklaring aan de evenwichtsleer.

Zeker niet op de korte termijn, maar in ieder geval op de middellange termijn moeten rechtbanken in Duitsland wennen aan het idee dat er – al veel eerder – veranderingen op komst zijn in Duitse strafprocessen. In de afgelopen jaren hebben wetgevers het geformaliseerde strafproces steeds verder uitgekleed onder het mom van een veronderstelde toename in efficiëntie. Het moderne vijandbeeld van de advocaten van de verdediging, die processen alleen maar vertragen, werd vaak gebruikt – waarbij voorbij werd gegaan aan het feit dat politieke bezuinigingen ervoor hebben gezorgd dat rechtbanken overbelast zijn; en dat een gebrek aan modern design het voor openbare aanklagers nog steeds niet mogelijk maakt om economisch te werken, bijvoorbeeld in het geval van ontslagen. Het Hof van Justitie van de EU maakt nu duidelijk dat traditionele principes niet voor altijd in steen gebeiteld zijn – als de politiek en de jurisprudentie van hogere rechtbanken niet snel reageren, kan een ruw ontwaken op handen zijn. .

Advocaat Jens Ferner

Door Advocaat Jens Ferner

Ik ben een gespecialiseerde advocaat voor strafrecht + gespecialiseerde advocaat voor IT-recht en wijd mijn professionele leven volledig aan strafrechtelijke verdediging - en IT-recht als advocaat voor creatieve & digitale bedrijven en greentech. Voordat ik advocaat werd, was ik softwareontwikkelaar. Ik ben auteur in een gerenommeerd StPO-commentaar en in vakbladen.

Ons kantoor is gespecialiseerd in strafrechtelijke verdediging, witteboordenstrafrecht en IT-recht. Let op ons werk in kunstrecht, digitaal bewijs en softwarerecht.

Let op: Voor bedrijven zijn wij landelijk actief, voor consumenten uitsluitend in NRW voor strafverdediging + OWI's!