Over de reikwijdte van de feitelijke omschrijving volgens § 83a IRG: In een recente beslissing verduidelijkt het Duitse Federale Hof van Cassatie (BGH) welke eisen gelden voor de feitelijke beschrijving in een Europees aanhoudingsbevel (Europäischer Haftbefehl, EAB) wanneer sprake is van seriedelicten. De zaak raakt een terugkerend vraagstuk in de praktijk van grensoverschrijdende strafvervolging: hoe gedetailleerd moet een aanhoudingsbevel zijn om te voldoen aan de eisen van het Duitse rechtshulprecht en het EU-kaderbesluit? Centraal staat de uitleg van § 83a lid 1 nr. 5 van de Duitse wet inzake internationale rechtshulp in strafzaken (IRG) in samenhang met artikel 8 lid 1 onder e van het Kaderbesluit EAB.
Feiten
De veroordeelde was in Duitsland schuldig bevonden aan zware diefstal in georganiseerd verband. Aan het Duitse strafproces lag onder meer een Europees aanhoudingsbevel ten grondslag, op basis waarvan hij aan Duitsland was overgeleverd. In cassatie stelde hij dat het aanhoudingsbevel onvoldoende gedetailleerd was en daardoor in strijd met het specialiteitsbeginsel (§ 83h IRG). Het BGH verklaarde het beroep ongegrond.
Juridische analyse
De vereisten volgens § 83a lid 1 nr. 5 IRG
Volgens deze bepaling moet een Europees aanhoudingsbevel de omstandigheden beschrijven waaronder het strafbare feit zou zijn gepleegd: tijdstip, plaats en aard van betrokkenheid van de opgeëiste persoon. Deze norm komt overeen met artikel 8 lid 1 onder e van het Kaderbesluit, dat minimale inhoudelijke eisen stelt om uitlevering binnen de EU mogelijk te maken. Het doel is enerzijds de rechterlijke autoriteit van de aangezochte lidstaat in staat te stellen het specialiteitsbeginsel te controleren, en anderzijds de betrokkene voldoende waarborgen te bieden voor een doeltreffende verdediging.
Lagere eisen bij seriedelicten
De 3e strafkamer van het BGH bevestigt dat lagere eisen gelden bij seriedelicten, zoals bij inbraken in georganiseerd verband. Anders dan bij een nationaal aanhoudingsbevel (§ 114 StPO) of een Duitse dagvaarding (§ 200 StPO), hoeft het EAB bij veelvuldige soortgelijke feiten niet elk afzonderlijk delict in detail te beschrijven.
Voldoende is dat het EAB:
- de globale periode en plaatsen van de feiten vermeldt,
- de structuur van de criminele groep en de rol van de betrokkene daarin omschrijft,
- de modus operandi uitlegt,
- het aantal strafbare feiten benoemt,
- én ten minste één of twee representatieve voorbeelden nader toelicht.
Deze benadering wordt breed gedragen in de Duitse rechtspraak en literatuur, en wordt geacht in overeenstemming te zijn met het specialiteitsbeginsel en het recht op verdediging.
Het specialiteitsbeginsel
Het BGH erkent het spanningsveld tussen procedurele efficiëntie en individuele rechtswaarborgen. Toch concludeert het Hof dat een beknopte, maar gestructureerde beschrijving volstaat zolang de rechter van de aangezochte staat kan vaststellen op welke feiten de uitlevering betrekking heeft en of er voldoende samenhang bestaat met de uiteindelijke vervolging. Zo blijft het specialiteitsbeginsel gerespecteerd en wordt de betrokkene niet geconfronteerd met strafvervolging voor andere, niet-omschreven feiten.

Conclusie
De beslissing van het BGH van 8 juli 2025 verduidelijkt dat een Europees aanhoudingsbevel bij seriedelicten niet elk feit tot in detail hoeft te beschrijven. Een overzicht van de tijdsperiode, criminele structuur en representatieve voorbeelden volstaat. Daarmee bereikt het Hof een weloverwogen balans tussen een doeltreffende Europese strafvervolging en de bescherming van individuele rechten. De uitspraak biedt daarmee een helder kader voor rechtspraktijk en uitleveringsverzoeken binnen de EU.
Systematische plaatsbepaling
De beslissing sluit aan bij de bestaande BGH-rechtspraak over wederzijdse rechtshulp binnen de EU. Bij grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit – zoals inbraakbendes of helingnetwerken – is een zekere mate van abstractie onvermijdelijk. Het BGH onderstreept dat het EAB een praktisch instrument moet blijven en niet mag vastlopen in formele detaillering.
Tegelijk waarborgt het arrest dat essentiële rechtsbeginselen – zoals het specialiteitsbeginsel en het recht op hoor en wederhoor – overeind blijven. De kerninformatie die nodig is voor rechterlijke controle en effectieve verdediging blijft behouden.
- Georganiseerde sociale uitkeringsfraude in duitsland - september 7, 2025
- Het Europees aanhoudingsbevel bij seriedelicten - september 7, 2025
- Mensensmokkel met dodelijke afloop – De strafrechtelijke grenzen onder het Duitse recht - september 7, 2025