Categorieën
Technologie- & IT-Recht

Online gokken: rechtbank Aachen over de nietigheid van gokcontracten

De vraag of verliezen uit online gokken kunnen worden teruggevorderd, houdt rechtbanken al jaren bezig. In haar vonnis van 25 maart 2025 (zaaknummer 15 O 109/24) heeft de rechtbank Aachen een duidelijke positie ingenomen: overeenkomsten voor online casinospellen die in strijd zijn met het totale verbod volgens het Duitse Glücksspielstaatsvertrag 2012 (GlüStV) zijn nietig, en spelers kunnen hun inzetten terugvorderen.

Deze beslissing sluit aan bij een reeks recente vonnissen die de spanning tussen nationaal gokrecht, Europees recht en consumentenbescherming onderzoeken. Opmerkelijk is dat de rechtbank, ondanks twijfels over de compatibiliteit van het Duitse totale verbod met het Europees recht, geen aanleiding zag om de procedure op te schorten. In plaats daarvan benadrukte zij de beschermingsbehoefte van spelers en de noodzaak om onbevoegde gokaanbiedingen civielrechtelijk te sanctcioneren.

Als advocaat adviseer en vertegenwoordig ik uitsluitend aanbieders van gokdiensten, niet individuen die geld willen terugvorderen. Deze analyse richt zich op het juridische kader en de implicaties voor exploitanten in de sector.

Hoge verliezen en de vraag naar legaliteit

De eiser had tussen 2014 en 2020 in totaal meer dan 236.000 euro ingezet bij twee online casino’s van de gedaagde, een bedrijf gevestigd in Gibraltar. Na aftrek van uitbetalingen bleef een nettoverlies van ongeveer 35.000 euro over. Hoewel de gedaagde over een Gibraltarees licentie beschikte, ontbrak de vereiste Duitse vergunning. De eiser eiste terugbetaling van zijn verliezen en vergoeding van zijn advocaatkosten. De gedaagde voerde aan dat de eiser op de hoogte was, of had moeten zijn, van de illegaliteit van het aanbod. Bovendien beriep zij zich op artikel 817, tweede zin, van het Duitse Burgerlijk Wetboek (BGB), dat de terugvordering van prestaties uitsluit als de eiser ook in strijd met een wettelijk verbod heeft gehandeld.

De rechtbank verwierp deze argumenten en veroordeelde de gedaagde tot terugbetaling van de verliezen en vergoeding van de proceskosten. De beslissing berust op drie kernpunten:

  1. De nietigheid van gokcontracten volgens artikel 134 BGB,
  2. De irrelevantie van de Gibraltarees licentie volgens Duits recht,
  3. De afwijzing van een condictio ob turpem vel iniustam causam (uitsluiting van terugvordering) ondanks de mogelijke strafrechtelijke aansprakelijkheid van de speler volgens artikel 285 van het Duitse Wetboek van Strafrecht (StGB).

Bescherming van spelers als primair doel

De rechtbank Aachen volgde de vaste rechtspraak van het Duitse Federale Hof van Justitie (BGH), die stelt dat overeenkomsten voor online casinospellen die in strijd zijn met artikel 4, lid 1 en 4, van de GlüStV 2012 nietig zijn. Bepalend was dat de Duitse wetgeving op het moment van deelname een totaalverbod op online gokken oplegde, met uitzondering van sportwedden, waarvoor een vergunningreserve gold. Hoewel de gedaagde een vergunning voor sportwedden had aangevraagd, had zij dit niet gedaan voor de betrokken casinospellen. Zelfs als het verbod twijfelachtig zou zijn onder Europees recht, zou dit niets veranderen aan de civielrechtelijke gevolgen, tenzij het Europees Hof van Justitie (HvJ) anders zou beslissen.

Een opmerkelijk aspect van de redenering van de rechtbank was de weigering om de procedure op te schorten volgens artikel 148 van de Duitse Rechtsplegingswet (ZPO). Zelfs als het totale verbod van de GlüStV in strijd zou zijn met het Europees recht, kon de gedaagde hier geen rechten aan ontlenen, aangezien haar aanbod niet voldeed aan de Duitse spelersbeschermingsnormen, met name de maandelijkse stortingslimiet van 1.000 euro per speler volgens artikel 4, lid 5, GlüStV 2012. De rechtbank verwees naar de rechtspraak van het HvJ, die lidstaten een ruime beoordelingsmarge toekent bij de regulering van gokken. Hoewel de rechtmatigheid van artikel 4, lid 4, GlüStV 2012 onder Europees recht nog niet definitief is beslist (zaak C-440/23), rechtvaardigde de afwezigheid van een dergelijke beslissing geen opschorting van de zaak.

EU-recht en de grenzen van de dienstverleningsvrijheid

De gedaagde betoogde dat het Duitse totale verbod in strijd was met de dienstverleningsvrijheid volgens artikel 56 VWEU. De rechtbank verwierp dit bezwaar en verwees naar de rechtspraak van het HvJ, die lidstaten een grote beoordelingsvrijheid toestaat bij de regulering van gokken. Hoewel de rechtmatigheid van artikel 4, lid 4, GlüStV 2012 onder EU-recht nog niet is opgehelderd, kon de gedaagde zich niet op het EU-recht beroepen, omdat haar aanbod zelfs in een hypothetische vergunningsprocedure niet goedgekeurd zou zijn. De beschermingsdoelstellingen van de GlüStV – het voorkomen van gokverslaving, de bescherming van jeugdigen en de bestrijding van bijbehorende criminaliteit – rechtvaardigden de nietigheid van de overeenkomsten.

De rechtbank benadrukte dat de gedaagde bewust de Duitse markt had beoogd, met name door het gebruik van Duitstalige websites en reclame. Een opschorting van de procedure was niet nodig, omdat de overeenkomsten nietig zouden blijven, zelfs als het totale verbod onverenigbaar zou blijken met het EU-recht.

Geen uitsluiting van terugvordering ondanks mogelijke strafrechtelijke aansprakelijkheid

Een centraal geschilpunt was of de eiser zijn inzetten kon terugvorderen, ondanks een mogelijk overtreding van artikel 285 StGB, dat deelname aan ongeoorloofd gokken strafbaar stelt. De rechtbank verwierp een uitsluiting van terugvordering volgens artikel 817, tweede zin, BGB, met als reden dat de eiser niet bewust het verbod had overtreden. Hoewel artikel 285 StGB kwalificeert als een verbodsbepaling, vereist artikel 817, tweede zin, BGB dat de eiser de illegaliteit kende of roekeloos negeerde. Louter kennis van de feiten die ten grondslag liggen aan het verbod was onvoldoende.

De gedaagde had betoogd dat de illegaliteit van online gokken algemeen bekend was, verwijzend naar mediaberichten en spelersfora. De rechtbank vond dit niet overtuigend en stelde dat de eiser geloofwaardig had ontkend op de hoogte te zijn van het verbod. Bovendien legde de rechtbank de verantwoordelijkheid bij de aanbieder om klanten transparant te informeren – een plicht die de gedaagde niet was nagekomen. Er was geen bewijs dat de eiser de juridische situatie opzettelijk had genegeerd.

Ontvankelijkheid van vorderingen uit onrechtmatige daad als vangnet

Naast de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking erkende de rechtbank een schadevergoedingsvordering volgens artikel 823, lid 2, BGB in samenhang met artikel 4, lid 4, GlüStV 2012 en artikel 284 StGB. Beide bepalingen kwalificeren als beschermende wetten, die niet alleen het publiek, maar ook individuele spelers beschermen tegen de gevaren van gokken. De gedaagde had opzettelijk of nalatig gehandeld door gokken aan te bieden zonder Duitse vergunning. De eiser had een vergoedbaar nadeel geleden, aangezien hij zonder het illegale aanbod geen wedden zou hebben geplaatst.

De gedaagde kon zich niet met succes beroepen op verjaring. Hoewel sommige verrijkingsvorderingen waren verjaard, behield de eiser een gelijkwaardige vordering volgens artikel 852 BGB in samenhang met artikel 823, lid 2, BGB, aangezien de gedaagde op de hoogte was van het ontbreken van een rechtsgrondslag (artikel 819 BGB).

Spelers kunnen verliezen terugvorderen – met beperkingen

De uitspraak bevestigt de juridische trend om online gokkers te beschermen, zelfs wanneer zij zelf wettelijke verboden overtreden. De juridische situatie blijft echter complex:

  • Buitenlandse aanbieders zonder Duitse vergunning lopen niet alleen het risico op regulerende maatregelen, maar ook op civiele aansprakelijkheid voor terugvorderingsvorderingen.
  • Spelers kunnen verliezen uit onbevoegd gokken terugvorderen – tenzij zij op de hoogte waren van de illegaliteit.
  • De bewijslast voor aanbieders om een beletsel voor terugvordering te staven, is hoog.

Tegelijkertijd laat de beslissing belangrijke EU-rechtelijke vragen onbeantwoord. Als het HvJ het Duitse totale verbod onverenigbaar verklaart met het EU-recht, kan dit toekomstige civiele beoordelingen beïnvloeden – maar alleen als aanbieders voldoen aan de Duitse spelersbeschermingsregels.

Een overwinning voor spelersbescherming, maar geen definitieve duidelijkheid

Het vonnis van de rechtbank Aachen is een belangrijke stap in het debat over de regulering van online gokken. Het versterkt dat de doelstellingen van de Duitse wetgever in de GlüStV legitiem zijn en dat civielrechtelijke sancties een effectief middel zijn om onbevoegde aanbiedingen in te perken. De nog uitstaande beslissing van het HvJ over de compatibiliteit van het totale verbod met het EU-recht kan echter nog steeds het juridische landschap hervormen.

Voorlopig is de boodschap aan onvergunde aanbieders duidelijk: het richten op de Duitse markt zonder toestemming brengt aanzienlijke risico’s met zich mee. Spelers kunnen intussen verliezen terugvorderen als zij zich niet bewust waren van de wettelijke overtredingen. De beslissing versterkt de consumentenbescherming, maar lost de bredere reguleringsvragen op EU-niveau niet op.

Eén ding is zeker: aanbieders van gokdiensten die zonder Duitse vergunning opereren, doen dit op eigen risico. Of het Duitse totale verbod op de lange termijn standhoudt tegen EU-toetsing, blijft een open vraag – maar voor nu heeft de rechtbank Aachen een duidelijke grens getrokken. Aanbieders moeten er rekening mee houden: naleving van het Duitse gokrecht is geen optie.

Advocaat Jens Ferner is een ervaren en zeer gespecialiseerde gespecialiseerd advocaat in strafrecht en gespecialiseerd advocaat in IT-recht met meer dan tien jaar beroepservaring. Hij legt zich volledig toe op zijn werk als strafrechtadvocaat en IT-recht , gespecialiseerd in cybercriminaliteit, cybersecurity, softwarerecht en manager aansprakelijkheid. Hij is gecertificeerd expert op het gebied van crisiscommunicatie en cyberbeveiliging en auteur van artikelen in vakbladen en een gerenommeerd commentaar op het StPO (Duits wetboek van strafvordering) over IT-strafrecht en het Europees Openbaar Ministerie. Als softwareontwikkelaar is hij gecertificeerd in Python en heeft hij IT-handboeken geschreven.

Bereikbaarheid: via e-mail, terugbellen, Threema of Whatsapp. Informatie over onze kosten.
Ons advocatenkantoor is gespecialiseerd in strafrechtelijke verdediging, cybercriminaliteit, economisch strafrecht en fiscaal strafrecht en IT-recht en manager aansprakelijkheid. Wij nemen alleen strafrechtelijke verdedigingen van consumenten aan. Wij zijn gevestigd in de regio Aken en zijn actief in heel Duitsland.
Duitse Advocaat Jens Ferner

Door Duitse Advocaat Jens Ferner

Advocaat Jens Ferner is een ervaren en zeer gespecialiseerde gespecialiseerd advocaat in strafrecht en gespecialiseerd advocaat in IT-recht met meer dan tien jaar beroepservaring. Hij legt zich volledig toe op zijn werk als strafrechtadvocaat en IT-recht , gespecialiseerd in cybercriminaliteit, cybersecurity, softwarerecht en manager aansprakelijkheid. Hij is gecertificeerd expert op het gebied van crisiscommunicatie en cyberbeveiliging en auteur van artikelen in vakbladen en een gerenommeerd commentaar op het StPO (Duits wetboek van strafvordering) over IT-strafrecht en het Europees Openbaar Ministerie. Als softwareontwikkelaar is hij gecertificeerd in Python en heeft hij IT-handboeken geschreven.

Bereikbaarheid: via e-mail, terugbellen, Threema of Whatsapp. Informatie over onze kosten.
Ons advocatenkantoor is gespecialiseerd in strafrechtelijke verdediging, cybercriminaliteit, economisch strafrecht en fiscaal strafrecht en IT-recht en manager aansprakelijkheid. Wij nemen alleen strafrechtelijke verdedigingen van consumenten aan. Wij zijn gevestigd in de regio Aken en zijn actief in heel Duitsland.